Ik dacht afgelopen vrijdag eens te gaan twitchen: soorten jagen. Een efficiënte route zou mij langs de Ross' gans, de dwerggors en de ransuil voeren. Mooie soorten voor op het jaarlijstje (dat toch al ruim 50 soorten bevat.) Die route kwam er, genoemde soorten niet. Toch genoten.
Op de plek waar de dwerggors moest zitten trof ik hem in anderhalf uur niet aan. Wel maakte ik mooie foto's van zijn vrijwel identieke neef: de Rietgors. Hier het vrouwtje in haar mooie streepjespak.
Maar goed, een Rietgors hoort natuurlijk in het riet. Daarom hier opnieuw een vrouwtje, maar nu op een rietstengel.
Man Rietgors was er ook, nog keurig in de winterkleding. Met twee maanden is zijn kop diep zwart van kleur. Ik vroeg me al af waarom ze in het gras zitten en dat onthulde iemand me: er werden door fotografen pitjes en zaadjes neergestrooid om die dwerggors te lokken. Dat de Rietgors die nu allemaal opat was niet de bedoeling, maar lastig te vermijden. Ook lastig te vermijden was de hondenpoep in die berm, maar dat ontdekte ik pas in de auto...
Hier zie je wat van die pitjes. Door het lage standpunt (camera op de grond) en het tegenlicht toont zwart asfalt (want dat was het echt) helemaal wit. Die twee 'zuilen' op de achtergrond zijn twee vogelaars die geduldig wachten tot ik mijn plaatje heb. Dank daarvoor!
Op de plek waar 'altijd' zo'n tien tot dertig ransuilen overwinteren zat nu niks. Na een uurtje vergeefs zoeken was ik weer bij de auto waar ineens 8 Staartmeesjes opdoken. Buitenkans en ik maakte wel zo'n 150 foto's waarvan er bij thuiskomst precies ééntje scherp bleek. Maar ja: beter één in je blog dan 150 niet gezien denk ik dan maar.