We schuimden wat door het Groene Hart, de afgelopen vogelvrije vrijdag. Op zoek naar bijzondere gewone dingen en met een open blik vind je allerlei moois. Kijk maar.
Eerst maar even uit eigen tuin: de Steenrode Heidelibel. Elk jaar zie ik hem terug in onze tuin, jagend op kleine vliegjes. Een bijzondere verschijning met een heel aparte bouw, hier zittend op Kamsis (plant kan vanwege zijn onstuitbare tengelvorming rekenen op mijn diepe antipathie, die ik helaas niet deel met de mede-eigenaar van de tuin...)
En hier sta ik dan toch wel weer van te kijken. Dochterlief meldde dat er op een groen postzegeltje in de nieuwbouwwijk diverse soorten orchideeën staan te pronken. Daaronder de nu bloeiende Brede Wespenorchis, een soort dit ik nooit eerder had gezien en alleen al daarom hoog op mijn verlanglijstje stond.
Maar mijn verbazing gold vooral mezelf. Het plantje is vrij algemeen en ik moet er werkelijk honderden keren aan voorbij gelopen zijn zonder hem op te merken. Als verzachtende omstandigheid geldt dat hij weliswaar best hoog wordt, maar zo volstrekt onooglijk is dat hij alleen kenners of andere zoekers opvalt. Zijn kleurige schoonheid openbaart zich pas wanneer je van onderaf en dichtbij naar zijn bloemetjes kijkt.
Nou ja, gewoon een Fuut zou je zeggen. Maar het stille water dat groen de achterliggende bomen weerspiegelt, het tegenlicht, de kruidenrijke berm waar doorheen ik fotografeer maken het een schitterend tafereeltje, vind ik zelf. In een lichte euforie loop ik een half uurtje met het gezinnetje op en zeg 'dankjewel' als ik weer mijn weg vervolg.
Ik denk altijd dat moeder de rondvaart verzorgt en vader de bijpassende catering, maar dat weet ik niet zeker. Misschien wisselen ze het wel af.
Tuurlijk, het is weer het seizoen van juffers en libellen. Lange tijd leven ze als larve (nimf) onder water, en eenmaal uitgeslopen gaan ze als 'imago' door het leven. In beide levensstadia voeden ze zich met andere insectjes. Dit zijn overigens Lantaarntjes.
Even een stukje anatomie dan: het achterlijf bestaat uit tien segmenten. De geslachtsorganen van het mannetje bevinden zich onderaan het tweede en derde segment; bij de vrouwtjes aan de onderkant van het achtste en negende. Dat maakt een ingewikkelde krul nodig bij de paring. We noemen dat ook wel een wiel of een paringswiel. Overigens kun je ze ook zo 'in copula' zien rondvliegen.
Ah, mooi zeg, een kakelverse Distelvlinder. Komt vanuit het zuiden ons land binnen, soms in zeer grote aantallen. Invasief, zeggen we dan, maar de hoeveelheid varieert sterk van jaar tot jaar.
Een Kleine Zilverreiger. Deze lijkt geïnteresseerd in zijn spiegelbeeld; mogelijk ook zoekt hij de gele sokken die hij vanmorgen schoon heeft aangetrokken. Je weet dat nooit precies, bij die Kleine Zilvers. Wat ik wel weet: je ziet ze een stuk vaker dan vroeger, en ook verder landinwaarts.
Hierboven staan nog heel jonge Fuutjes, deze is al in de puberteit. Hij kan zelfstandig zijn kostje bij elkaar scharrelen en kijkt vol zelfvertrouwen de wereld aan.