De tweede aflevering met een deel van de oogst van ons weekend vlinderen in drie landen. En als ik me niet vergis had ik in deel 1 het verkeerde formaat van de foto's geplaatst. Maar misschien viel dat niet op. In ieder geval: hier een vervolg in de gebruikelijke kwaliteit.
Een van de allermooiste vlindertjes van deze reis: het Spiegeldikkopje. Het ontroerde me dit beestje in levenden lijve te ontmoeten. Zeldzaam en bedreigd in zijn voorbestaan; slechts nog op enkele plekken in ons land te vinden en dan nog in lage aantallen.
Hij staat dan ook op de rode lijst en wordt bijv. in België als uitgestorven beschouwd. Komt verder in grote delen van Europa tot Azië voor, maar altijd in zeer kleine populaties. Mooi hè...
Zie dit dan: een Staartblauwtje. Ook een zeldzaamheid, maar zijn aanwezigheid breidt heel langzaam uit.
U zag het al natuurlijk: het Geelsprietdikkopje. Te herkennen aan de gele of lichte onderkant van de sprieten. Ontbreekt vrijwel geheel in gebieden met kleigrond en lijkt zich terug te trekken in een strook in het oosten van ons land en in Zuid-Limburg. Aldaar gezien.
Zit het schone niet in het gewone? Hier de Dagpauwoog, maar de combinatie met dat blad maakt het toch een leuk plaatje. Vind ik.
Amaai, ik wist even niet wat ik meemaakte. In Zuid-Limburg, langs de Geul, worden twee kleine weerschijnvlinders gespot. En ineens is het Geuldal gevuld met een horde verkijkende vlinderaars, die kijkers en telelens richten op twee onduidelijke fladderaars boven de boomtoppen. Ik hoorde dat dit voor sommige kijkers een hoogtepunt uit hun leven was en dat liet mij achter met grote vraagtekens.
Ze blijven toch akelig mooi, die Weidebeekjuffers. En ja, ook het mannetje (zoals deze) moet het doen met de naam juffer.
De Gehakkelde Aurelia. Tot voor een aantal jaren moest ik toch minstens naar de Ardennen om deze te zien. Nu zitten er soms twee of drie in eigen tuin.
Zagen we hierboven de weidebeekjuffer, dit is de Bosbeekjuffer. Makkelijk te herkennen aan de geheel zwarte vleugel. Deze is ook aanzienlijk schaarser en staat op de rode lijst. Hij is afhankelijk van natuurlijke, schone, langzaam stromende beken en kennelijk voldoet de Geul aan die eisen.
Ook weer zo'n mooie uit de omvangrijke familie van de blauwtjes: het Klaverblauwtje. Wordt in Nederland als verdwenen beschouwd; ik trof hem in de Eifel.
De Snorzweefvlieg. Leuke beesten, die zweefvliegen. Ik laat ze graag op mijn arm of hand zitten zodat ze mineralen kunnen bijtanken.
Ook weer een leukerd: het Tweekleurig Hooibeestje. Ook verdwenen vanuit Nederland, maar in de Eifel, op droge tot matig vochtige graslanden, nog wel te vinden.
Ook weer in de Eifel, een landje met veel Muggenorchis. Een orchideeënsoort die houdt van kalkrijke graslanden en veel zon. Overigens in Nederland ook goed te vinden. Pas thuis zie ik dat ik per ongeluk een insect scherp op de foto er gratig bij kreeg.
Dambordje. Een Duitser loopt langs waar wij deze soort staan te fotograferen. Ah, zegt hij, Schachbrett. Schaakbord? En wij leggen hem uit dat het voor ons toch echt een dambord heet. Maar als ik hem dat duidelijk wil maken kom ik niet op het Duitse woord voor dammen en ik mompel iets over weisse und schwarze Scheiben. Das vergesse ich sofort, zegt de man terwijl hij me wantrouwend opneemt en verder loopt. Ich auch, piep ik nog.